Zonder Naam Niet Zonder Hart
Waar het paternalisme van Laurent bevoogdend en vaak autoritair was en de katholieke patronaten vooral zieltjes wilden winnen, gaat volgens het liberalisme ware liefdadigheid uit van het Verlichtingsideaal “doe het goede om het goede” – zonder enige tegenprestatie. In deze geest is het dat in december 1855 zeven liberale doorsneeburgers in een herberg van de Corianderstraat de liefdadigheidskring “Zonder Naem Niet Zonder Hert”[1] oprichtten: de kleermaker Joseph Callebaut, de rentenier Jean De Vriendt, de kantoorbediende Adolphe Symays, de likeurhandelaar Emmanuel Gyselinck, de boekdrukker Isidoor Van Doosselaere (die in 1867 het liberale weekblad Het Volksbelang stichtte)[2], de winkelier J. Bertin, alsmede de rederijker en toneelschrijver, later provinciaal ambtenaar Gustaaf Coryn. De secretaris Van Doosselaere was lid van de loge Le Septentrion, wat wellicht verklaart waarom deze loge een van de eerste weldoeners werd van de nieuwe vereniging. Bij de eerste leden hoorden spoedig ook: de toen 22-jarige toekomstige historicus Prosper Claeys (zie hiervoor) ; de liberale industrieel Fernand Manilius die later nog volksvertegenwoordiger en erevoorzitter van de vereniging werd; en de Oostendse liberale bankier en schepen Auguste van Imschoot. In 1863 telde de vereniging reeds 80 “werkende leden” (zie hierna) en 298 beschermleden.
Om de uitstraling en het prestige van de kring te verzekeren en zijn netwerk uit te breiden werd het voorzitterschap toevertrouwd aan bemiddelde burgers die tot 1927 allen lid waren van de loge Le Septentrion : Ferdinand Dierman-Seth, lid van het Willemsfonds, die een katoenbedrijf bezat aan de Ham en aan de vereniging een grote naambekendheid verzekerde,[3]Charles Verbessem, een industrieel en man van aanzien in Gent waar hij diverse eervolle functies uitoefende o.m. als liberaal lid van de Provincieraad; Camille De Bast die een grote katoenfabriek bezat aan de Coupure, povincieraadslid en senator werd en de Laurent-kringen trouw ondersteunde.
Het doel van deze liberale vereniging werd als volgt omschreven in de eerste statuten : “de ongelukkige en noodlydende schamele werklieden te helpen en te ondersteunen, alsook welkdanige instellingen, den zedelyken en stoffelyken welstand der werkers voor oogwit hebbende te helpen inrigten en bevorderen”. Het reglement preciseerde dat de vereniging geen hulp zou weigeren aan behoeftigen wier politieke of godsdienstige opvattingen afweken van de hare.
Het was in principe de bedoeling oplossingen aan te bieden voor tijdelijke problemen in de werkersgezinnen. Voor langdurige armoede diende men een beroep te doen op het stedelijk Bestuur van Weldadigheid (voorloper van het OCMW).
Een eerste actie in de barre winter van 1855 stelde Zonder Naam in de mogelijkheid om winterkledij aan te kopen voor een duizendtal kinderen van de stedelijke bewaarscholen, waarna de inzamelacties direct een hoge vlucht namen en de Zonder Naam op nog geen jaar tijd de onbetwiste coördinator en organisator werd van het liberale liefdadigheidswerk in de stad. De gevolgen van de ontploffing van een stoomketel in een fabriek aan Ter Platen op 17 mei 1856 werd de eerste grote uitdaging voor de kring. Met de hulp van een aantal andere liberale verenigingen werd een noodprogramma uitgewerkt en kon op korte tijd 8.000 goudfrank voor directe steun aan de getroffen families worden bijeen- gebracht. Soortgelijke noodhulp bleef doorheen de jaren een belangrijke component van de werking van Zonder Naam.
Het aantal “werkende leden was aanvankelijk beperkt tot 50, later tot 100. Er was ook een onbeperkt aantal beschermleden die voor een aanzienlijk deel van de financiering instonden.
Om een beroep te kunnen doen op de hulp van de Zonder Naam, moest een hulpbehoevende aan enkele voorwaarden voldoen : hij moest alleszins werkwillig zijn, en zijn gezin verkeerde tijdelijk zonder broodwinning wegens, ziekte, ontslag, arbeidsongeval, bedrijfssluiting, loting voor de legerdienst enz. Bijzondere aandacht ging naar de “schamele armen”, d.w.z. behoeftigen die uit schaamte of trots niet met hun armoede te koop liepen. Zoals reeds vermeld speelde de politieke of religieuze gezindheid van de behoeftige geen rol. Vooraleer in aanmerking te komen voor bijstand, kregen de verzoeker en zijn gezin het bezoek van een werkend lid van Zonder Naam (een “armenbezoeker”) die ten behoeve van het bestuur een verslag moest opmaken over de materiële en morele toestand van de aanvragers.
De gewone hulp bestond doorgaans uit voedingswaren, bonnen om allerlei huisraad aan te kopen alsmede kleren voor schoolgaande kinderen. Contant kon twee goudfrank worden gegeven. Voor grotere bedragen kon men bij de kring een renteloze lening aangaan. Er werd telkens streng gecontroleerd of het geld niet aan drank werd uitgegeven. Voor Zonder Naam was het tevens essentieel dat de behoeftigen hun toevlucht niet zouden nemen tot de bedelarij.
De Zonder Naam Niet Zonder Hart beschikte over aanzienlijke financiële middelen. Vooreerst de lidgelden van de beschermleden, alsmede talrijke giften en legaten van Gentse burgers. Voorts werd stelselmatig met collectebussen rondgegaan, langs de straten, in tientallen burgerlijke cafés en naar aanleiding van allerlei feestelijkheden die in de stad plaatsvonden. Tijdens selecte bals en banketten lagen offerschalen ter beschikking voor de giften van de aanwezigen. De kring organiseerde overigens zelf diverse manifestaties : concerten, cavalcades, carnavalstoeten, bals, tentoonstellingen, tombola’s, ommegangen met muziekkorpsen, muziekfestivals, enz. Telkens werd geld (liefst gouden stukken) met collectebussen opgehaald.
In 1877 had de vereniging sedert haar oprichting in 1855 reeds 237.933,98 goudfrank uitgegeven voor liefdadige doeleinden.
De volksschool Zonder Naam Niet Zonder Hart
In 1859 kwam de nog jonge vereniging met het stadsbestuur overeen om samen een nieuwe kosteloze lagere school voor jongens te bouwen in de volkswijk bij het Spanjaardkasteel (St. Macharius). De stad betaalde drie vierden van de prijs, de Zonder Naam een vierde (10.000 goudfrank – een heel bedrag). De nieuwe school (naar plannen van de stadsarchitect Adolphe Pauli) kreeg de naam “Zonder Naam Niet Zonder Hart”[4]. De opening van de school in 1860 ging gepaard met een gigantisch feest in aanwezigheid van de liberale ministers Jules Vander Stichelen en Charles Rogier. Een gelegenheidscantate (tekst van Napoleon Destanberg, muziek van Karel Miry) werd ten gehore gebracht door een koor van tweeduizend leerlingen van de stadsscholen.[5]. In zijn gelegenheidstoespraak verwoordde minister Rogier de liberale onderwijspolitiek als volgt : “Heden vieren wy het feest van het onderwys, dit is het feest van verlichting, van beschaving, van vooruitgang, in één woord we vieren het feest der menschelyke verbetering”.
Overigens financierde de kring ook andere actviteiten van algemeen belang, zoals volkshuisjes voor bejaarden, “hygiënewedstrijden” in arbeiderswijken, volksrefters (zie hoofdstuk 10), de Gentse Werkbeurs (zie hoofdstuk 13), en het leveren van naaimachines voor de meisjes van het beroepsonderwijs..
De vereniging bestaat nog steeds (met intussen het predikaat “koninklijke”) en heeft haar werking aangepast aan de sedert 1855 grondig gewijzigde samenleving.
Cijfergegevens betreffende de Zonder Naam
In een grondig onderzoek ondernomen aan de universiteit Gent in 2001-2002[6] ontdekt men belangrijke cijfergegevens over de werking van de Zonder Naam. We beperken ons tot een beknopt overzicht.
° Sociale achtergrond van de voorzitters en bestuursleden 1856-1914 :
Kleine industriëlen 7 %
Grote industriëlen en renteniers 16 %
Ambachtslieden 33 %
Handelaars 16 %
Vrije beroepen 4 %
Ambtenaren en bedienden 21 %
Onbekend 2 %
° Beschikbaar is tevens een erg lange lijst van (vaak naamloze) “persoonlijke giften” door individuele personen. Men mag het hier hebben over “le monde libéral gantois”, gaande van de meest vermogende grondbezitters en fabrikanten tot de meest onderbetaalde onderwijzers[7] en kantoorbedienden. Al wie het 19de-eeuws liberalisme te Gent beter wil kennen en begrijpen moet deze indukwekkende lijst van namen gelezen hebben.
° Er is ook een lijst van maatschappijen en verenigingen die op een of andere wijze de Zonder Naam financieel hebben bijgestaan in 1856-1914. We nemen deze lijst over (klassement volgens het financieel belang voor de Zonder Naam - gaande van 12.135 tot 123 goudfrank) ook omdat zij een globaal overzicht biedt van het in hoofdzaak liberaalgezinde verenigingsleven in de bedoelde periode : [8]
Burgerwacht
Maatschappij L’ Union
Studenten der Hoogeschool
Maatschappij L’ Avenir
Gentsche Gymnastische Maatschappij
De Sabbatdagbroeders
Zangvereniging “De Vereenigde Werklieden”
Maatschappij La Concorde
Liefdadige Kring De Romeinen
Loge Le Septentrion
Koormaatschappij Het Willemsgenootschap
Koninklijke Koormaatschappij (Société Royale des Choeurs)
Het Nederlandsch Toneel
Fanfare Grétry
Fanfare De Noordster
Maatschappij Union des Employés
Fanfaremaatschappij De Eendracht
Société Française de Bienfaisance
Société Péristérophile[9] Gantoise
Fanfare Kunstliefde & Broedermin
Club Gymnastique de Gand
Liberale kring der Brugsche Poort
Maatschappij “De vrienden van den arme”
Kring der Titussen
Cercle Libéral Progressiste
Maatschappij Moedertaal & Vrijheid
Chapitre libre L’ Union des Flandres
Toneelmaatschappij Broedermin & Taalijver
Schuttersmaatschappij Sint-Sebastiaan
Maatschappij Van Artevelde’s Zonen
De Koophandelskring
Société L’ Orphéon Gantois
Maatschappij De Nieuwe Schutters
De Gymnastische Volksmaatschappij
De Menschlievende Kring La Fraternité
Loge La Liberté
Maatschappij Leie- & Scheldezonen
Het Nationaal Toneel
Maatschappij De Vereenigde Vleeschhouwers
Schuttersmaatschappij Guillaume Tell
Le Club Allemand
Gentsche Vrije Schutters
Maatschappij ter bevordering van nijverheid en wetenschappen
De Melomanen
Toneelmaatschappij De Fonteinisten
Maatschappij L’ Economie
Duivenmaatschappij Immer Klimmen
Het Taelminnend Genootschap
Kring De Caveauteux[10]
Maatschappij Bolivar
Kring Klaverjas
Mutualité du Commerce et de l’ Industrie
Pomologische kring De Flore
° In het geheel hebben de Zonder Naam in de periode 1856-1914, kunnen boeken :
Inkomsten 833.550 goudfrank
Uitgaven 824.233 goudfrank
[1] Betr. de oorsprong van deze bijzondere benaming : G. Coryn, Historiek der Zonder Naam Niet Zonder Hart, Gent, 1860, p. 12-13; B. D’ Hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat. Gids door 150 jaar liberaal leven te Gent, Snoeck & Liberaal Archief, 2014, p. 138.
[2] Ook Het Volksbelang was sociaal gemotiveerd zoals blijkt uit zijn beginselverklaring : “Ons programma is eenvoudig en bepaalt zich tot de betrachting van den vooruitgang en het welzijn van den werker in ‘t algemeen. De stoffelijke ellende vloeit meestal voort uit onwetendheid.”
[3] Zoals talrijke werkgevers (maar anders dan de militante sociaal-liberalen) was Dierman-Seth voorstander van de kinderarbeid en dus tegenstander van de leerplicht (zie hoofdstuk 5).
[4] Wegens de lengte van deze benaming, noemden de Gentenaars haar “het St. Machariusschooltje”
[5] De school werd in 1966 afgebroken en is thans vervangen door de lagere Freinetschool “het Trappenhuis”.
[6] K. Hens, Meer dan een halve eeuw private liefdadigheid te Gent : de “Zonder Naam Niet Zonder Hart” (1855-1914), onuitg. licentiaatsverhandeling geschiedenis, 2001-2002. De cijfergegevens bevinden zich in de Bijlagen.
[7] Rond de eeuwwende verdiende een onderwijzer tussen 27 en 53 goudfrank per week – te vergelijken met een stedelijk bureelhoofd (tussen 63 en 76 goudfrank), een politiecommissaris (tussen 67 en 76 goudfrank) en een kolonel (182 goudfrank); M.Heins, Petit indicateur statistique et réglementaire de la ville de Gand 1900-1901, Gent, 1901, p. 3-4
[8] Nog indrukwekkender is de lijst van verenigingen waarmee de liberale rubberhandelaar Oswald De Schamphelaere (1866-1937 ) in contact stond; zie :
[9] Péristophile = liefhebber van de duivensport
[10] Over deze kring is bitter weinig bekend. In de collectie Vliegende Bladen (Ephemera) van de univ. bibl. Gent is enkel een map met losse gegevens beschikbaar, ref. BIB.VLBL.HFI.C.04610